ligning
- lig·ning
Naar frequentie | 37567 |
---|
m/v | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ligning | m: ligningen v: ligninga |
ligninger | ligningene |
genitief | lignings | m: ligningens v: ligningas |
ligningers | ligningenes |
- (economie) aanslag
- (wiskunde) vergelijking
- « Ligningen gikk opp.»
- De vergelijking ging op.
- « Ligningen gikk opp.»
- (scheikunde) reactievergelijking
- (astronomie) de tijd tussen het optreden van een hemelse fenomeen en dit observatie
- [1]: ligningsattest
- [1]: likningsnemnd
- [1]: ligningsår
- [1]: ligningssjef
- [2]: annengradsligning
- [1]: klage på ligningen
actie tegen de belastingaanslag
- [2]: sette opp en ligning
een vergelijking opmaken
- [2]: løse en ligning
een vergelijking oplossen