[2] lichtkegel
  • licht·ke·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtkegel lichtkegels
verkleinwoord lichtkegeltje lichtkegeltjes

de lichtkegelm [1]

  1. lichtbundel die vorm heeft van een kegel
     En daar, helemaal op het uiterste puntje tast de lichtkegel van de vuurtoren met regelmatige tussenpozen het zwarte water af.[2]
     De donkere muren van de tunnel absorbeerden het flauwe licht dat eruit kwam, zodat het tussen de lichtkegels in helemaal donker was.[3]
  2. (natuurkunde) verzameling mogelijke ruimtetijdposities die vanuit een bepaald punt bereikbaar of waarneembaar zijn


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. J. Bernlef pseud. van Hendrik Jan Marsman
    Hersenschimmen”   (1984), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021408057
  3. Liu Cixin
    “Het einde van de dood” (2021), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645835