Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • licht·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtheid lichtheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lichtheidv

  1. het niet zwaar zijn; niet al te serieus zijn
    • De grote angst: een bloedserieus, gladgestreken interview. En dus gaat het met een heerlijke lichtheid, zonder dat het leeg wordt. Wortel, over een platgedrukt en verkleurd stukje gras waar ooit een tent stond: "Dit past bij het mens-zijn. Want je laat iets achter, maar heel tijdelijk. Er komt straks iemand anders, die zet zijn tent eroverheen en dan is het vergeten." Den Besten: "Het leven is een camping." [2] 
    • Laroes sluit zich daarbij aan. "Er is al veel lichtheid, dat moet je aanvullen met serieuze journalistiek. Het is te prijzen dat Radio 1 wil experimenteren met nieuwe vormen, maar dat mag niet ten koste gaan van programma's die zich hebben bewezen." [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen