lezend
- Geluid: lezend (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlezənt / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈlezənt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈlezənt/
- le·zend
vervoeging van: | lezen |
verbogen vorm: | lezende |
lezend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lezend | lezender | lezendst |
verbogen | lezende | lezendere | lezendste |
partitief | lezends | lezenders | - |
lezend
- van iemand dat hij bezig is een geschreven tekst tot zich te nemen
- Wie tijdens het autorijden met een berichtje bezig is, rijdt gemiddeld 26 keer over de strepen op de weg. Dat gebeurt nooit bij besturen zonder telefoon in de hand. Brits onderzoek heeft volgens het ministerie aangetoond dat een lezende en typende bestuurder 40 tot 60 procent van de rijtijd op zijn scherm kijkt in plaats van op de weg. [1]
- 'Over het algemeen ben ik als Dichter bij Overijssel niet fel of direct reagerend. Eerder wat bescheiden en voorzichtig... Maar uw artikel lezende over de bewust neergelegde varkenskoppen deed mijn pen over het papier razen. [2]
- Het woord lezend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tubantia 16-09-13 Tientallen verkeersdoden door gebruik smartphone
- ↑ Tubantia 25-11-15 Dichter van Overijssel uit ongenoegen over varkenskoppen in Enschede met gedicht