lezenaar
- le·ze·naar
- Naamwoord van handeling van lezen met het achtervoegsel -enaar [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lezenaar | lezenaars |
verkleinwoord | lezenaartje | lezenaartjes |
de lezenaar m
- Het woord lezenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lezenaar" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ lezenaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be