levensverwachting

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·ver·wach·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensverwachting levensverwachtingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levensverwachtingv

  1. een statistisch begrip dat het gemiddelde, of wiskundige verwachting, van de resterende levensduur van een individu in de bepaalde groep aangeeft
    • Niettemin wordt gewoonlijk de levensverwachting bij geboorte gespecificeerd. Om die te berekenen veronderstelt men dat de huidige sterftecijfers door het leven van de hypothetische pasgeborenen constant blijven. 

Meer informatie

Gangbaarheid