Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levenslucht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levensluchtv / m

  1. (medisch) adem, asem
    • God blies Adam in Genesis 2:7 de levenslucht in via de neusgaten. 

Gangbaarheid