lett

  1. (taal) Lets


  • lett
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord léttr
Naar frequentie 432
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lett lettere lettest
o enkelvoud lett
meervoud lette
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lette lettere letteste

lett

  1. licht (niet veel gewicht)
  2. licht (niet veel moeite)
  3. gering
    «Bilføreren fikk lettere skader etter at han kjørte av veien og veltet rundt på siden med bilen.»
    De bestuurder kreeg geringe verwondingen nadat hij van de weg reed en met de zijkant van de auto over de kop rolde.

lett

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lete

lett

  1. voltooid (verleden) deelwoord van lete

lett

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van leite

lett

  1. voltooid (verleden) deelwoord van leite


  • lett
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord léttr
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lett lettare lettast
o enkelvoud lett
meervoud lette
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lette lettare lettaste

lett

  1. licht (niet veel gewicht)
  2. licht (niet veel moeite)
  3. gering

lett

  1. verouderde spelling of vorm van let tot 2012
onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van  lett bn , v