lemuur
  • le·muur
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lemuur lemuren
verkleinwoord lemuurtje lemuurtjes

de lemuurm

  1. (primaten) Lemuriformes   exemplaar van een groep halfapen die in het wild voorkomen op Madagaskar
     In de VS is een 19-jarige man voor de rechter verschenen voor het stelen van een 32 jaar oude, met uitsterven bedreigde lemuur uit de dierentuin van Santa Ana (Californië). De man stal het dier vorig jaar juli nadat hij ’s nachts inbrak in de dierentuin. Dat deed hij door een gat te knippen in het verblijf van de lemuren en de kapucijnapen.[2]
     De creationisten menen dat het fossiel meer gelijkenis vertoont met een moderne lemuur, een klein aapje met een lange staart dat in bomen klimt. En daarmee is het een uitgestorven variant van een diersoort die geschapen is op de zesde dag van de scheppingsweek.[3]
34 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[4]
  1. lemuur op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Tiener steelt ringstaartmaki uit dierentuin Californië omdat hij een huisdier wilde” (22-05-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Bart van den Dikkenberg
    “Menselijke voorouder van fossiel Ida blijkt ‘gewone’ slingeraap” (28-10-2009), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be