legtijd
- leg·tijd
- samenstelling van leggen ww en tijd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | legtijd | legtijden |
verkleinwoord |
de legtijd m
- de periode van het jaar dat vogels hun eieren leggen en de jongen uitbroeden
- Staatssecretaris Dijksma wil het verbod op snavelkappen van leghennen drie jaar vervroegen. „Dat is niets anders dan goedkoop politiek scoren”, meent pluimveehouder Gerrit Wessels uit Enter (OV). En of het dierenwelzijn ermee gebaat is? „Snavelbehandelen is kortstondig leed, waarmee de kip voor de rest van de legperiode veel leed wordt bespaard.” [1]
- Het woord legtijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "legtijd" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Pluimveeweb 29 juni 2013 geraadpleegd 28 oktober 2018 ‘Ingreep bespaart leed in legtijd’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be