Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leep·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leepoog leepogen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het leepoogo

  1. (medisch) oog waar vocht uit druppelt als teken van een ontsteking van de oogleden
Vertalingen

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen