Nederlands

 
leemkuil volgelopen met water
Uitspraak
Woordafbreking
  • leem·kuil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leemkuil leemkuilen
verkleinwoord leemkuiltje leemkuiltjes

Zelfstandig naamwoord

de leemkuilm

  1. kuil waaruit men leem wint of heeft gewonnen
    • De bijenschans in het Corversbos illustreert hoe weinig men zich indertijd bekommerde om uiterlijke conventies: de bijen zitten in een oude leemkuil ter grootte van een bijenschans, een meter of twee onder het maaiveld. [1] 
    • Aan het boomomrande zwemmeer Surae zijn veel Brabantse jeugdherinneringen verbonden. Tachtig jaar geleden ontstonden de plassen in diepe leemkuilen van een steenfabriek. [2] 
    • De man kwam zijn afval storten in de leemkuil, waar recent nog opgravingen werden verricht. Tegen de boer werd proces-verbaal opgemaakt. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Michiel Hegener 4 augustus 1994 Bijenschansen
  2. NRC Maarten Huygen 4 juni 2005 In Oosterhout is het referendum nieuwe volksverlakkerij
  3. De Standaard 20 FEBRUARI 2003 Marc Brouwers Nederlanders dumpen afval langs Albertkanaal
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be