• land·wijn
enkelvoud meervoud
naamwoord landwijn landwijnen
verkleinwoord landwijntje landwijntjes

de landwijnm

  1. (oenologie) een beschermde geografische aanduiding voor wijn uit een bepaald land, een eenvoudige wijn maar beter dan een tafelwijn
    • Van Overtveldt had drie flessen landwijn mee van de wijngaard van zijn schoonbroer. ‘Biologische wijn? Dan krijg ik ’s morgens geen hoofdpijn?”, vraagt Geens. ‘Toch niet als u ze alle drie ineens opdrinkt’, antwoordt Van Overtveldt.[2] 
    • In het kleine dorp Tarnac in de Corrèze, hartje Frankrijk, is een heel gewone kruidenierswinkel met shampoo, landwijn, meloenen en pakken pasta. Voor de deur is een terras en pal ernaast een restaurant met bar, waar tussen de middag kan worden gegeten. Verbazend eigenlijk, zo'n goed gesorteerde winkel in een dorp van 330 zielen.[3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 13/10/2014 door llo
  3. Volkskrant ARIEJAN KORTEWEG 13 augustus 2011