Japans lakwerk
  • lak·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord lakwerk lakwerken
verkleinwoord

het lakwerko

  1. voorwerpen die bewerkt zijn met lak, het bewerken met lak
    • De oppositie hekelt vooral de verdediging van Van der Steur in zijn Kamerbrief dat niet hij, maar de politie het lakwerk in het ontlastende onderzoek naar Maat heeft gedaan. De minister bemoeide zich er niet mee, zegt hij, en heeft daar nu spijt van. Ík had toen de ongelakte documenten moeten opvragen, deze zelfstandig moeten beoordelen en de ongelakte documenten vervolgens ter vertrouwelijke inzage in uw Kamer moeten leggen.'[2] 
    • Swinnen voegt tijdens zijn betoog ook nog een andere klassieker toe aan het lijstje met vijanden van het lakwerk: Dreft. ‘Gebruik dat vooral niet. Het is een aanval op je wagen. Afwasmiddelen zijn ontvetters, en op je koetswerk heb je net een beschermend vetlaagje nodig. Daarom bevat autoshampoo altijd wat silicone of wax. Zelfs de goedkopere. Het hoeft heus niet veel geld te kosten om je wagen proper te houden.’[3] 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Natalie Righton 15 januari 2016
  3. de Standaard 13-JULI-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be