laagopgeleid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- laag·op·ge·leid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van laag bn en opgeleid bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | laagopgeleid |
verbogen | laagopgeleide |
partitief | laagopgeleids |
Bijvoeglijk naamwoord
laagopgeleid
- met weinig scholing
- ▸ Meer dan de helft van de hoogst opgeleide mensen heeft overigens nog nooit gerookt. Bij de laagopgeleide mensen heeft een derde van de mensen nog nooit een sigaret genomen.[1]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord laagopgeleid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Grote verschillen in rookgedrag tussen hoog- en laagopgeleiden” (Woensdag 31 mei 2017, 09:00), NOS