Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laag·con·junc·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laagconjunctuur laagconjuncturen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de laagconjunctuurv

  1. (economie) tijd waarin het slecht gaat met de economie die zich kenmerkt door een hoge werkloosheid, een geringe economische bedrijvigheid en een voorzichtige bestedingsneiging onder de consumenten

Meer informatie

Gangbaarheid