• laag·con·junc·tuur
enkelvoud meervoud
naamwoord laagconjunctuur laagconjuncturen
verkleinwoord - -

de laagconjunctuurv

  1. (economie) tijd waarin het slecht gaat met de economie die zich kenmerkt door een hoge werkloosheid, een geringe economische bedrijvigheid en een voorzichtige bestedingsneiging onder de consumenten