Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kruis·be·smet·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kruisbesmetting kruisbesmettingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kruisbesmettingv

  1. besmetting van A naar B via een ander voorwerp C; besmetting via een tussenpersoon of tussenvoorwerp
    • Ook het risico op kruisbesmetting, waarbij bacteriën van de ene naar de andere plek worden overgebracht, is toegenomen na een aanvankelijke daling.[1] 
    • "Toch begrijp ik wel dat de overheid en ook het Voedingscentrum hameren op hygiëne in de keuken. De helft van de gevallen waarin men denkt dat er sprake is van een zomergriep, is in werkelijkheid een kruisbesmetting. Een mes waarmee de kip is gesneden voor je groente gebruiken, kliekjes te lang bewaren of je boterham van het aanrecht eten, waar eerder vlees heeft gelegen."[2] 
    • Kruisbesmetting is een groot gevaar in de keuken, ook thuis. Als je eerst de kipfilet snijdt op een plankje en vervolgens de komkommer op hetzelfde plankje, gaat het niet goed. Het gevolg kan zijn dat er dan salmonella van de kip aan de komkommer zit – met alle risico’s van dien.[3] 
  2. besmetting van patiënten in een ziekenhuis met bacteriestammen die resistent zijn tegen antibiotica [4]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 05 okt. 2017 Pluimveeslachterijen vaak niet schoon
  2. de Telegraaf 24 sep. 2015 Ziekmakers zie je niet
  3. Tubantia Ellen den Hollander 03-05-18 Topkok legt het nog één keer uit: op deze tien dingen moet je letten als je gaat barbecuën
  4. Coëlho Kloosterhuis Zakwoordenboek der geneeskunde 1977