• krom·mes
enkelvoud meervoud
naamwoord krommes krommessen
verkleinwoord

het krommeso

  1. (militair) (gereedschap) mes met een gekromd lemmet als gereedschap of als wapen
     Het enige wapen dat we hadden was het krommes van de Gurkha.[2]
     De agenten besloten daarop een huiszoeking te houden, daarbij troffen ze nog een hoop verboden wapens aan: een sabel, een kruisboog, 35 kruisboogpijlen van 1 centimeter, 15 kruisboogpijlen van 16 centimeter, 2 machetes, 13 messen, een karambit (een Aziatisch krommes), een revolver en 6 kogels, een loodjeskarabijn en 2 dozen loodjes.[3]
14 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    L. Vogelaar
    “Duikbootcommandant in oorlogstijd” (02-05-2011), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Man met wapenarsenaal opgepakt in Anderlecht” (10 augustus 2011), De Morgen
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be