Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kre·diet·ne·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kredietnemer kredietnemers
verkleinwoord kredietnemertje kredietnemertjes

Zelfstandig naamwoord

de kredietnemerm

  1. (financieel) de persoon of instelling die een krediet heeft afgesloten
    • De kredietnemer kon het geld niet meer terugbetalen aan de bank. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie