kramer
- kra·mer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kramer | kramers |
verkleinwoord | kramertje | kramertjes |
de kramer m
- (beroep) iemand die op de markt of langs de deur goederen verkoopt (venter)
- Daar stond er een kramer en jood op de markt
Met 'n aangezicht, net als 'nen neger zoo zwart[2]
- Daar stond er een kramer en jood op de markt
- Het woord kramer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kramer" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ kramer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ De wensch van den kramer
Liedtekst uit "De plezante soldaat" (ca. 1900) - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be