drinkwater dat via leidingen en kranen bij de gebruiker komt
Er komt geen brood op tafel en kraanwater wordt nadrukkelijk alleen per glas geschonken, da’s jammer. Dan volgt nog een teleurstelling: de steak tartaar is ijskoud, ook het aangekondigde 65 graden-ei (koksdingetje) is koud, de dooier is trouwens gaar, het vlees mist zuur en pit, we proeven slechts een enkel kappertje en geen mosterd of worcestersaus. Net als we onszelf eens flink achter de oren krabben - Baut was toch altijd top? - komt de opluchting: de salade met verse artisjokken, weer met zo’n eidooier, is hoog op smaak en spot on. De risotto is een mooi avontuur met het zoet van de appel, het zuur van de biet en het smeuïge van de mascarpone, met daarbij een prachtig mootje op de huid gebakken vis. De griet is juist klassiek bereid met een mousseline die zo romig is dat wijlen Johannes van Dam er misschien nog voor op zou willen staan, en de kipcurry is goddelijk in die mollige, maar pittige kokossaus. [1]
Zelf gaat ze drie, soms vier keer in de week uit eten. Rauw en ruig is een beetje gemeengoed geworden, zij ziet nu een Franse golf en meer „nieuwe elegantie”. „Er ligt weer een tafelkleed over het houten tafelblad, je krijgt een mooi glas en een fles kraanwater op tafel.” Luxe zit hem niet meer in de hoeveelheid gangen of dure wijn. „Laatst at ik in Café Caron, het restaurant van chef Alain en zijn zoons David en Tom.” Ook daar herkent ze wat ze eerder de stille kracht van schoonheid noemde. „Geen poespas, roezemoezerige ruimte. En een meisje in de bediening, in haar simpele truitje en schortje die zo goed aanvoelt hoe ze jou een fijne avond moet bezorgen. Dát vind ik luxe.” [2]