• kos·te
  • kost met de uitgang -e

koste

  1. datief mannelijk  van kost, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
  • ten koste van
nadeel dat een succesvolle actie met zich meebrengt; de prijs van een succesvolle handeling
• Topman en commissarissen bij bedrijven houden elkaar de hand boven het hoofd, ook al gaat dit ten koste van het bedrijf [1] 
•  Door de jaren heen ben ik erg effectief geworden om deadlines te halen, maar dat gaat soms ten koste van de sfeer in het team op mijn werk. [2] 
vervoeging van
kosten

koste

  1. aanvoegende wijs van kosten
    • Hij wilde het koste wat het kost hebben. 
76 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[3]
  1. www.nu.nl
  2. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • kos·te
Naar frequentie 3076

koste, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van kost


  • kos·te

koste

  1. vocatief enkelvoud van kost