koppensneller
- kop·pen·snel·ler
- In de betekenis van ‘die hoofden van lijken rooft’ voor het eerst aangetroffen in 1818 [1]
- Naamwoord van handeling van koppensnellen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koppensneller | koppensnellers |
verkleinwoord | koppensnellertje | koppensnellertjes |
de koppensneller m
- iemand die tot een stam behoort die aan koppensnellen doet
- De Asmat waren koppensnellers en kannibalen, en werden daardoor grotendeels ongestoord gelaten tot het midden van de 20e eeuw.
- (beroep) iemand die de bovenkanten van de heipalen verwijdert
1. iemand die tot een stam behoort die aan koppensnellen doet
- Het woord koppensneller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koppensneller" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "koppensneller" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be