koningstroon
  • ko·nings·troon
enkelvoud meervoud
naamwoord koningstroon koningstronen
verkleinwoord

de koningstroonm

  1. de zetel van een koning waarop deze zit bij het verrichten van officiële handelingen (zoals het voorlezen van de troonrede)
     Die staat op een verhoging van vier treden, zo dat een onervaren mens als Ivanenko hem makkelijk voor een koningstroon zou kunnen houden.[1]
     De drie vriendinnen poseren op en om een grote gouden koningstroon.[2]
  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  2.   Weblink bron “Proeven van het nieuwe theaterseizoen” (18-04-2010), Tubantia