Nederlands

 
koffieservies
Uitspraak
Woordafbreking
  • kof·fie·ser·vies
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koffieservies koffieserviezen
verkleinwoord koffieserviesje koffieserviesjes

Zelfstandig naamwoord

het koffieservieso

  1. (huishouden) bij elkaar horend vaatwerk dat men gebruikt bij het drinken van koffie
     En in de grote villa in Saltsjôbaden was lange tijd een oriëntaalse rookkamer, met palmen, kelimkleden, zitpoefen en een Arabisch koffieservies.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496