Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koe·wei·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koeweide koeweides
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de koeweidev / m [1]

  1. grasveld waar runderen kunnen grazen
    • En in het Amsterdamse Vondelpark is voor deze nacht speciaal de koeweide opengesteld. Op dit bijzondere stukje stadsnatuur, normaal gesproken niet toegankelijk voor publiek, kunnen kinderen deelnemen aan yoga op deze speciale yogaplek. Een lint van windlichten voert de deelnemers naar de yogaplek. [2] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen