koetsiersjas
  • koet·siers·jas
enkelvoud meervoud
naamwoord koetsiersjas koetsiersjassen
verkleinwoord koetsiersjasje koetsiersjasjes

de koetsiersjasv / m

  1. lange jas die de menner van een koets draagt
     Hij droeg een dunne blauwe, met zijde gevoerde koetsiersjas over een korte bontjas.[2]