koekoekklok
  • koe·koek·klok
enkelvoud meervoud
naamwoord koekoekklok koekoekklokken
verkleinwoord koekoekklokje koekoekklokjes

de koekoekklokv / m

  1. een type klok die het geluid van de koekoek als uursignaal heeft
    • De koekoekklok is een erfstuk van mijn opa.  
     In een hoek stond een etagère vol kleine porseleinen voorwerpjes, en aan de muur hing een koekoekklok.[1]


  1. Victoria Holt
    “De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644