koeketel
- koe·ke·tel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koeketel | koeketels |
verkleinwoord |
de koeketel m
- grote ton waarin men veevoeder kookt
- ▸ Het sop werd gekookt in een sopketel, ook wel koeketel genoemd, een moeilijk te vervoeren ketel van minstens 100 liter. De ketel werd met behulp van een schroefhaal in de schouw opgehangen aan het uiteinde van een draaier, een houten galg die het gewicht van de volle ketel kon dragen.[2]
- Het woord 'koeketel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koeketel" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Sop (veevoer)” (29/5/2020), Wikipedia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be