knorrend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  knorrend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• knor·rend

Werkwoord

vervoeging van:	knorren
verbogen vorm:	knorrende

knorrend

1. onvoltooid deelwoord van knorren

Uitdrukkingen en gezegden

• boeren en varkens worden knorrend vet

mensen die klagen hebben daar vaak geen reden toe

	stellend
onverbogen	knorrend
verbogen	knorrende
partitief	knorrends

Bijvoeglijk naamwoord

knorrend

1. zacht rommelend geluid makend zoals varkens dat doen

   • In Hof van Twente wonen bijna 35.000 mensen. Dat valt in het niet bij het aantal roze knorrende viervoeters, ruim 222.000. Dat is 6,4 keer de factor het aantal inwoners.  

2. misnoegen uitend

   • De uiteindelijke reden van mij om me niet aan te melden bij de Nederlandse Vereniging voor Homofielen COC (nog los van het feit dat het COC agressieve potten toelaat) is dat die club (nota bene in 1946 opgericht als cultuur- en ontspanningscentrum Shakespeare) gay-iconen Albert Mol, Ronnie Tober en die kale knorrende Paul de Leeuw in de strijd werpt.  

Synoniemen

• [2] klagend, zeurend, bozig, brommend, grommend, mopperend

Uitdrukkingen en gezegden

• een knorrende maag

honger hebbend

•  Wie de Pizza Erwtensoep ook een brug te ver vindt, maar later dit jaar met een knorrende maag door Nijmegen zwerft: bij Pauzini denkt men momenteel na over een Mexicaanse (iets met kidneybonen) en een Oostenrijkse (met zuurkool) pizza van de maand.  

•  Iedereen die ooit eten bewaarde in een gemeenschappelijke koelkast op het werk of in een studentenhuis - of die samenleeft met al te inhalige gezinsleden - kent de frustratie. Je loopt met knorrende maag naar de koelkast, vervuld van de gedachte aan het restantje stoofschotel of die lekkere stinkkaas die op je wacht.  

Gangbaarheid

• Het woord knorrend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.