Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knik·ker·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knikkertijd knikkertijden
verkleinwoord knikkertijdje knikkertijdjes

Zelfstandig naamwoord

de knikkertijdm

  1. (speelgoed) bepaalde periode(s) in een jaar waarin kinderen knikkers meenemen om te knikkeren
    • Met knikkertijd nemen alle kinderen knikkers mee naar school om in de pauze mee te spelen. 

Gangbaarheid