Klysma
  • klys·ma
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘lavement’ voor het eerst aangetroffen in 1836 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord klysma klysma's
verkleinwoord

het klysmao [3]

  1. het inbrengen van een vloeistof in de darmen via de anus (darmspoeling)
    • Lodewijk XIV daarentegen ontlastte zich zeshonderd jaar later voor de ogen van zijn hovelingen - een feit dat herinnert aan het gedrag van president Johnson, die zich naar het schijnt regelmatig in aanwezigheid van de staf van het Witte Huis een klysma liet aanleggen. [4] 
85 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[5]