klisteer
- klis·teer
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klisteer | - |
verkleinwoord | - | - |
klisteer
- Hoeveelheid vloeistof door de aarsopening in het darmkanaal gespoten [2]
vervoeging van |
---|
klisteren |
klisteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klisteren
- Ik klisteer.
- gebiedende wijs van klisteren
- Klisteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klisteren
- Klisteer je?
- Het woord klisteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.