kluwen
- klu·wen
- In de betekenis van ‘knot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kluwen | kluwens |
verkleinwoord | kluwentje | kluwentjes |
- los om zichzelf opgewonden hoeveelheid wol, garen enz
- Ik heb nog een kluwen rode wol, daarmee komt de trui wel af.
1. los om zichzelf opgewonden hoeveelheid wol, garen enz
- Het woord kluwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kluwen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "kluwen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be