Een klokkenluider in Mexico
  • klok·ken·lui·der
  • In de betekenis van ‘personeelslid dat misstanden binnen de organisatie openbaar maakt’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1]
  • samenstelling van  klok  en  luider  met het invoegsel -en-  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord klokkenluider klokkenluiders
verkleinwoord - -

de klokkenluiderm

  1. (beroep) iemand die de klok luidt (van een kerk)
  2. werknemer die misstanden in zijn bedrijf of organisatie naar buiten brengt
    • klokkenluiders worden bij voorkeur meteen ontslagen [3] 
    • Strafexpedities tegen klokkenluiders bij het ministerie van Veiligheid en Justitie [4] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]