klimtuig
- klim·tuig
- samenstelling van klim en tuig
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klimtuig | klimtuigen |
verkleinwoord | klimtuigje | klimtuigjes |
het klimtuig o
- een constructie bedoeld om beklommen te worden
- McDonalds had een grote strop aan die ondeugdelijke klimtuigen.
- een stel riemen en touwen waarmee men veilig een boomstam beklimmen kan
- De entomoloog gebruikte zijn klimtuig om hoog in het oerwoud nieuw insectensoorten te vinden.
1. klimconstructie
2. riemen om mee te klimmen
- Het woord 'klimtuig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.