Klimtuig [1]
Man in klimtuig [2]
  • klim·tuig
enkelvoud meervoud
naamwoord klimtuig klimtuigen
verkleinwoord klimtuigje klimtuigjes

het klimtuigo

  1. een constructie bedoeld om beklommen te worden
    • McDonalds had een grote strop aan die ondeugdelijke klimtuigen. 
  2. een stel riemen en touwen waarmee men veilig een boomstam beklimmen kan
    • De entomoloog gebruikte zijn klimtuig om hoog in het oerwoud nieuw insectensoorten te vinden.