• kleur·pa·troon
enkelvoud meervoud
naamwoord kleurpatroon kleurpatronen
verkleinwoord

het kleurpatroono

  1. hoe de verschillende kleuren over een oppervlak verdeeld zijn
     De vlinder streek neer op iets wat nog het meest op zijn eigen kleurpatroon leek: de gespikkeld bruine schors van een den, waarmee hij volkomen onzichtbaar samenviel.[2]
     Dat de pinguïn geel is, lijkt puur toeval. "Soms is er zo'n speling der natuur dat het normale kleurpatroon van een dier niet ontwikkelt. En dat creëert bij ons natuurlijk de 'huh, wat is dit nu?'-reactie." Polet maakt zich geen zorgen om het gele beest. "De andere pinguïns zullen opmerken dat hij er anders uitziet. Of dat voor hem of tegen hem werkt, geen idee. Maar ik heb goede hoop dat hem een mooie toekomst wacht."[3]
  2. inktpatroon met een of meer kleuren inkt


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    Carmen Dorlo
    “Gele pinguïn mogelijk voor het eerst vastgelegd: 'Uitzonderlijk en superwaardevol'” (19-02-2021), NOS