kleploos
- klep·loos
stellend | |
---|---|
onverbogen | kleploos |
verbogen | kleploze |
kleploos
- zonder klep
- Hij droeg een kleploos petje.
- In gevallen waar het in de regel om meerdere kleppen tegelijk gaat (motoren, bloedvaten) is 'kleppeloos' gebruikelijker; in gevallen waar het in de regel om een enkele klep gaat (pet) 'kleploos'.
- Het woord 'kleploos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.