klaarblijkelijkheid
- klaar·blij·ke·lijk·heid
- afgeleid van klaarblijkelijk met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klaarblijkelijkheid | klaarblijkelijkheden |
verkleinwoord | - | - |
- (filosofie) het klaarblijkelijk zijn
- Het woord 'klaarblijkelijkheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.