Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ki·ne·si·the·ra·peut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kinesitherapeut kinesitherapeuten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kinesitherapeutm

  1. (medisch) (beroep) paramedicus die door massage of door het aanleren van oefeningen een patiënt behandelt die problemen heeft met het bewegingsapparaat
     Concreet geeft de pas goed­gekeurde wet verpleegkundigen de mogelijkheid om een deel van hun opdracht ‘te delegeren’ aan onbevoegde personen. Die omschrijft de wet niet, al sprak Vandenbroucke concreet over zorgkundigen, verpleegkundigen in opleiding of kinesitherapeuten.[1]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Bart Brinckman
    “Noodwet geeft verpleging ademruimte” (05/11/2020), De Standaard