kinderklank
- Geluid: kinderklank (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɪndərˌklɑŋk / (3 lettergrepen)
- kin·der·klank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kinderklank | kinderklanken |
verkleinwoord | - | - |
de kinderklank m
- geluid dat klinkt als de stem van een mens jonger dan een jaar of 10
- Zo gaat een oud geworden en vermoeide zomer stilaan over in de herfst — een woord met een bejaarde klank, net als September. Niet meer die open o van verwondering, die in de zomer klinkt, nog minder de doffe e van lente, een kinderklank — neen, de e van herfst is een andere dan die van lente, en de ronde n in lente verschilt van het scherpe sissen van de st van herfst, en niemand kan mij er van overtuigen, dat dit alles maar toevallig is. [1]
- Er was nu de oude klank in uw stem. De hartstochtelijke kinderklank, dien ik liefheb. Het was een herinnering... [2]
- Het woord 'kinderklank' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Dagboekanier"Amsterdams dagboek. Misschien is dit oud-zijn" in: Het Parool jrg. 13 nr. 2648 (28 augustus 1953); p. 2 kol. 1; geraadpleegd 2018-09-18
- ↑ Couperus, L. (eds. H.T.M. van Vliet e.a.)Iskander. De roman van Alexander den Groote. (1995) Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen; ISBN 90 254 1403 6; p. 486; geraadpleegd 2018-09-18