Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·klan·ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de kinderklankenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kinderklank
    • Dien vierden dag verliet hij de schaduw zijner grot en betrad tastend het vertrek waar hij de vage kinderklanken gehoord had. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen