kilkoud
- kil·koud
- samenstelling van kil zn en koud zn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kilkoud | kilkouder | kilkoudst |
verbogen | kilkoude | kilkoudere | kilkoudste |
partitief | kilkouds | kilkouders | - |
kilkoud [1]
- heel koud (zowel qua temperatuur als qua gevoel)
- ▸ Zevenenvijftig moeders, oma's, partners, vriendinnen. Die op straat in elkaar zakken. Die in bed liggen en nooit meer wakker worden. Die kilkoud verstenen omdat hun hart het niet meer doet.[2]
- Het woord 'kilkoud' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kilkoud" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Dit is letterlijk en figuurlijk hartverscheurend” (3 februari 2018), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be