1. Kiezelwieren onder de microscoop.
  • kie·zel·wie·ren

de kiezelwierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kiezelwier
    • De meeste kiezelwieren variëren in grootte van 10 tot 100 micrometer. 
    • Op het eerste gezicht groeit er niks op de vaak overspoelde slikplaten, maar schijn bedriegt. Over het oppervlak ligt een bruinig waas van kiezelwieren, ofwel diatomeëen. Deze algen van nog geen tiende millimeter groot zijn op de platen de belangrijkste ‘planten’: ze leggen koolstof vast via fotosynthese en vormen zo de basis voor dit ecosysteem. [1]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (protisten) stam van eencellige organismen Bacillariophyta  , waarvan de leden een extern skelet van kiezel (siliciumdioxide, SiO2) hebben
    • Henri Van Heurck (1838-1909), een door plantkunde gepassioneerd Antwerps industrieel en stichtend lid van de Société belge de Microscopie en van het Antwerpsch Kruidkundig Genootschap, specialiseerde zich in kiezelwieren. Hij publiceerde in 1880-1885 'Synopsis des Diatomées de Belgique' en in 1889 'Traité des Diatomées'. [2]