Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /kiːkɐ(r)/ (Etsbergs)
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van kieke (kijken).

Zelfstandig naamwoord

kieker m

  1. kijker
  2. verrekijker
Verbuiging
Afgeleide begrippen