kerstkind
Niet te verwarren met: Kerstkind |
- Geluid: kerstkind (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɛrs(t)kɪnt / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈkɛrst.kɪnt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrst.kɪnt/
- (Limburg): /ˈkɛrs.kɪnd/
- kerst·kind
- samenstelling van kerst en kind [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstkind | kerstkinderen |
verkleinwoord | kerstkindje | kerstkindjes |
het kerstkind o
- (kerst) op Kerstmis geboren kind
- De geboorte van een kerstkind is altijd groot nieuws.
- ▸ In deze kerstspecial wordt een ongewenst zwangere jonge vrouw in het klooster opgevangen. En ze moet uiteraard net bevallen: een kerstkind.[2]
- (kerst) afbeelding of voorstelling van de pasgeboren Jezus
- ▸ In een grote tent wordt het kerstverhaal uitgebeeld door ruim honderd - deels mechanische - poppen. Ieder jaar staat de kribbe in een decor dat nergens in de Bijbel is terug te vinden. Vorig jaar lag het kerstkind nog in Parijs en dit jaar is het leven in de Provence het thema rond de stal met de os en de ezel.[3]
-
1. Hanna Schygulla was een kerstkind, want ze werd geboren op 25 december 1943.
-
2. Een kerstkind is meestal het middelpunt van een kerststal.
- Het woord kerstkind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Paul Steenhuis“John Malkovich overtuigt als nieuwe, duistere Poirot” (27 december 2018) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron “Belgie” (17 december 1998) op nrc.nl