• kerk·mu·si·cus
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkmusicus kerkmusici
verkleinwoord

de kerkmusicusm

  1. (muziek) (beroep) iemand die voor zijn beroep de muziek tijdens kerkdienst speelt
     Op woensdag 15 mei geven kerkmusicus Evan Bogerd en bariton Karel Bogerd een lunchconcert.[1]
     En gedurende drie dagen, van vrijdag 20 maart tot en met zondag 22 maart, is hij er voor zes uitvoeringen van de Matthäus Junior, eveneens in de Grote Kerk. Schets maakte als koordirigent grote naam in Gelderland en daarbuiten. Naast zijn werk als dirigent en kerkmusicus, was hij ook als docent actief.[2]
  1.   Weblink bron
    Jan Ankoné
    “Te laat om lintje door te knippen, protestanten Hengelo houden daarom open huis” (11-05-2019), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Ingrid Willems
    “Nog één keer Matthäus Passion voor dirigent Bachkoor Apeldoorn: ’alle eer gaat naar Bach’” (05-03-2020), Tubantia