kepie
- ke·pie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘militair hoofddeksel’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kepie | kepies |
verkleinwoord | kepietje | kepietjes |
- (kleding) militair hoofddeksel met klep
- Blazevic heeft niet genoeg aan kennis alleen. Hij gelooft in de sterren, hij hecht waarde aan bijzondere signalen, hij laat niets aan het toeval over, aan new-age is voor hem niets vreemd. Soms draagt hij een witte sjaal, overtuigd van de energie die hij uitstraalt. Bijna elke dag ontvangt hij van een astroloog in Zagreb een fax, waarin de stand van de sterren wordt vermeld. Van de politie in het plaatsje Vittel, waar de Kroaten hun trainingskamp hebben opgeslagen, kreeg hij een kepie, een oude gendarmepet. Die heeft Blazevic nu elke wedstrijd naast de trainersbank liggen. En wanneer de Kroaten hebben gewonnen zet hij hem op. [4]
- ▸ Op zijn kepie was de naam van Grand Hotel Europa met goudstiksel geborduurd.[5]
1. militair hoofddeksel met klep
- Het woord kepie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kepie" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kepie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kepie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Guus van Holland 8 juli 1998
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be