1. Wit katoenpluis zoals het aan de plant zit.
  • ka·toen·pluis
enkelvoud meervoud
naamwoord katoenpluis [2] katoenpluizen
verkleinwoord (katoenpluisje) * (katoenpluisjes) *

het katoenpluiso

  1. (textielindustrie) vezels van cellulose rondom het zaad van een katoenplant Gossypium  , waarvan draden voor weefsels kunnen worden gesponnen
     De stof is in donkere en stoffige fabriekjes machinaal geweven op primitieve machines, waarna vrouwen als de 37-jarige Duan Juhong en de 32-jarige Tang Sulan er tegen een loon van zo'n 100 à 150 euro per maand met de hand kleine weeffoutjes in herstellen. Dat is stoffig werk: er ligt een waas van wit katoenpluis over hun zwarte haar.[1]
      Toch wordt het katoenpluis op natuurlijke wijze beschermd door de naar boven omgekrulde kelkbladen, welke als het ware een veilig afdakje vormen tegen den regen.[2]
  2. pluis van het materiaal katoen
  • Katoenpluis is een stofnaam, het verkleinwoord katoenpluisje betekent "een vlokje katoenpluis".
  1.   Weblink bron
    Garrie van Pinxteren
    “`Dat had ik van de EU nooit verwacht'” (4 juni 2005) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    J.H. Heijl
    Cultures en Nijverheid. Eea proefneming met katoen in Atjeh. in: De Sumatra Post, jrg. 15 nr. 209 (8 september 1913), J. Hallermann, Medan, 5 kol. 2