katapulteren
- ka·ta·pul·te·ren
- afleiding van katapult
katapulteren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
katapulteren |
katapulteerde |
gekatapulteerd |
zwak -d | volledig |
- met een katapult wegschieten
- ▸ Een spectaculaire vuurwerkshow in China: Tieshuhua. Tieshuhua is de ‘spray’ van gesmolten ijzer; er worden druppels gesmolten ijzer op een hoopje zagemeel gedaan en dat katapulteren ze dan de lucht in[1]
- (figuurlijk) snel en onverwachts ergens naartoe geschoten worden; snel en onverwachts ergens verschijnen
- ▸ `Mam, wat is er met je? 'Ruby staat zo plotseling in de keuken dat het lijkt alsof ze erin gekatapulteerd is.[2]
- Het woord katapulteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Een spectaculaire vuurwerkshow in China:” (04-02-2017), NOS
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132